Als druppels van dauw aan de bladeren ontglipt
Via geulen en beken aan bergen ontsnapt
Sereen vliedend doch steeds sneller stromend
Almaar aanzwellend en uitdijend
Kolkend en bruisend door bekkens en dalen
Woest en wit schuimend, grauw en vervuild
Zware wateren, door alles heen slijtend
Almaar verdrukkend en verstikkend
Tot alle druppels zich als een wrede massa
In de oceaan van leed en ongeluk stortten
Wier beukende weidsheid overging in de stormen
Aan het dofgrijze, dreigende firmament
Een waterige wildernis, een furieuze maalstroom
Waarin de talloze druppels ijskoud samenkwamen
Waarin alles zijn waarde en schoonheid verloor
Waarin alles onder alles ten onder ging
Waaruit niets dan verschrikking voort kon komen
Waaruit alleen nevelen nog werv’lend ontsnapten, ja,
Waaruit alleen nevelen nog konden ontsnappen
Ontsnappen zoals jij, en nu?nu dragen de winden jou